Vandaag is het alweer vijf jaar geleden dat we Theo weggebracht hebben. Theo woonde een eindje verder op met zijn vrouw, een aardige, sociale gozer die voor iedereen klaar stond. Als je het verhaal hoort van zijn dood, dan word je stil...
Theo en zijn vrouw waren van kinds af aan elkaars grote liefdes, altijd samen, op school in de pauzes en na school waren ze bij elkaar. Ze zaten bij ons op de lagere school, en toen werd er al gezegd dat ze voor altijd samen zouden blijven.
Jaren verstreken en op het moment dat ze oud genoeg waren om te trouwen, was Theo oud genoeg om zijn droom klus te gaan doen. Hij droomde er altijd van om, net als zijn vader, kapitein van een baggerschip te worden.
Op een dag vertrok hij naar het midden-oosten om voor drie maanden te gaan werken, zijn liefde bleef alleen achter. Als Theo daar aan het werk was, stuurde zij bijna elke dag een brief.
Ze wilden zo graag kinderen hebben, maar voor hun zat dit er niet in. Echt gek op de kinderen in de buurt waren ze, altijd waren er wel een paar te vinden bij hun thuis. Door onze kinderen leerden wij het paartje ook goed kennen, en in verloop van tijd werden het echt goede vrienden.
Op een gegeven moment, Theo was weer op karwei, begon zij te veranderen. Kinderen waren niet langer welkom, ze droeg andere kleren, ze was dagenlang weg. Ook de brieven naar haar man bleven uit.
Theo, natuurlijk zwaar ongerust, kwam een week eerder naar huis, en trof haar met zijn broer aan in hun slaapkamer. Je kon zijn hart hier horen breken. Lijkbleek kwam hij hier zijn verhaal vertellen. Hoe goed hij wel niet voor haar geweest was, en dat die nietsnut van zijn broer z'n vertrouwen zo had misbruikt.
Ze gingen uit elkaar, en Theo bleef hier wonen. Het ging steeds slechter met hem, hij werd ontslagen, raakte aan de drank en betaalde zijn rekeningen niet meer. Die lieve, sociale vent, veranderde helemaal en verloor veel vrienden. Wij konden hem, ondanks dat hij heel raar werd, behouden als vriend en probeerden hem weer op het goede pad te krijgen.
Op een middag hoorden wij sirenes van een ambulance. Nu is dat hier niet ongewoon, maar deze keer hadden wij een raar gevoel bij het horen van het hoge geluid.
's Avonds kwamen er agenten aan de deur, of we Theo goed kenden, en vroegen of ze even naar binnen mochten, ze hadden geen goed nieuws. Hij moet op slag overleden zijn, begon de agent, hij heeft er niets van vernomen.
Rustig hebben wij het verhaal aangehoord, dat Theo voor een zware vrachtwagen was gesprongen en het niet had overleefd. Die vrachtwagen heeft hem opslag verlost van zijn leven, zei de andere agent. Nee, zei ik tegen de agent, het was niet de vrachtwagen die hem heeft gedood, maar zijn gebroken hart.
En toch, ben ik trots dat ik, samen met drie andere vrienden, Theo naar zijn laatste rustplaats heb mogen dragen. Hoe het met zijn ex-vrouw en broer gaat weet ik niet, en wil het ook niet weten.
De kriebels
woensdag 29 september 2010
dinsdag 28 september 2010
Ook kleine meisjes worden groot
Wat heb je nu weer te zeuren ouwe? Dat klonk zondagavond hier in huis. Mijn elfjarige dochter was net weer thuis van de kermis, en had schijnbaar veel plezier gehad.
De vierde dinsdag van september is hier altijd een grote jaarmarkt. De activiteiten beginnen als de vrijdag van te voren, en het hele dorp leeft er naar toe. Vooral zaterdag is een van de mooiste dagen, dan gaat de Rodermarktparade van start. Deze optocht vindt twee maal plaats, 's middags en 's avonds, en is echt een hele mooie happening. Er doen scholen, buurt- en sportverenigingen en muziekkorpsen aan mee en maken er een prachtig spektakel van.
Bij de tweede rondgang liep m'n elfjarige mee bij de colour guards, de vroegere majorettes. Een colour guard zijn is haar lust en leven, dus ze was ook apetrots dat ze voorop lopen mocht. En wij natuurlijk ook, immers als iets iemand zo uitblinkt in haar passie, dat juich je als ouder alleen maar toe.
Mooi opgemaakt, keurig in het tenue en trots als een pauw liep ze dan ook voor ons langs. En als een echte trotse vader maak je dan ook foto's van je kleine meid. Nou, dat werd door haar met gegrom ontvangen, 'rot je even op ouwe' kreeg ik te horen.
Na de optocht thuis gekomen van haar optreden, vertelde ze enthousiast hoe mooi het was geweest, en dat ze met een vriendinnetje had afgesproken om zondagmiddag naar de kermis te gaan. Wij fronsten eens met onze wenkbrauwen, anders vond ze de kermis maar saai en niets aan.
Maar goed, ze mocht die middag met haar vriendinnetje naar de kermis. Ook dit had weer de nodige voeten in de aarde, mijn vrouw had de grootste moeite haar bij de make-up spulletjes weg te houden. Wat natuurlijk tot de nodige woordenwisselingen leidde. Als ervaren vader ben je dan wijs genoeg om je er niet mee te gaan bemoeien. Immer de ervaring heeft uitgewezen dat dan alles jou schuld is.
Tegen zessen kwam ze weer thuis, breed grijnzend en hartstikke vrolijk. Ik kon het toch niet laten om te vragen of ze het leuk had gehad en de jongens een beetje met rust had gelaten. Nou dat heb ik geweten.
Mijn vrouw en ik keken elkaar aan, en met een diepe zucht zei ik: 'Ook kleine meisjes worden groot'.
De kriebels
De vierde dinsdag van september is hier altijd een grote jaarmarkt. De activiteiten beginnen als de vrijdag van te voren, en het hele dorp leeft er naar toe. Vooral zaterdag is een van de mooiste dagen, dan gaat de Rodermarktparade van start. Deze optocht vindt twee maal plaats, 's middags en 's avonds, en is echt een hele mooie happening. Er doen scholen, buurt- en sportverenigingen en muziekkorpsen aan mee en maken er een prachtig spektakel van.
Bij de tweede rondgang liep m'n elfjarige mee bij de colour guards, de vroegere majorettes. Een colour guard zijn is haar lust en leven, dus ze was ook apetrots dat ze voorop lopen mocht. En wij natuurlijk ook, immers als iets iemand zo uitblinkt in haar passie, dat juich je als ouder alleen maar toe.
Mooi opgemaakt, keurig in het tenue en trots als een pauw liep ze dan ook voor ons langs. En als een echte trotse vader maak je dan ook foto's van je kleine meid. Nou, dat werd door haar met gegrom ontvangen, 'rot je even op ouwe' kreeg ik te horen.
Na de optocht thuis gekomen van haar optreden, vertelde ze enthousiast hoe mooi het was geweest, en dat ze met een vriendinnetje had afgesproken om zondagmiddag naar de kermis te gaan. Wij fronsten eens met onze wenkbrauwen, anders vond ze de kermis maar saai en niets aan.
Maar goed, ze mocht die middag met haar vriendinnetje naar de kermis. Ook dit had weer de nodige voeten in de aarde, mijn vrouw had de grootste moeite haar bij de make-up spulletjes weg te houden. Wat natuurlijk tot de nodige woordenwisselingen leidde. Als ervaren vader ben je dan wijs genoeg om je er niet mee te gaan bemoeien. Immer de ervaring heeft uitgewezen dat dan alles jou schuld is.
Tegen zessen kwam ze weer thuis, breed grijnzend en hartstikke vrolijk. Ik kon het toch niet laten om te vragen of ze het leuk had gehad en de jongens een beetje met rust had gelaten. Nou dat heb ik geweten.
Mijn vrouw en ik keken elkaar aan, en met een diepe zucht zei ik: 'Ook kleine meisjes worden groot'.
De kriebels
maandag 27 september 2010
Wim Kok, geef mijn kwartje nu eens terug!
Het kwartje van Kok is de naamgeving van de tijdelijke accijnsverhoging op autobrandstof in Nederland die onderdeel uitmaakte van het pakket maatregelen uit de zogeheten Tussenbalans 1991 van het kabinet-Lubbers III, waarin Wim Kok Minister van Financiën was (en Staatssecretaris van Financiën Marius van Amelsvoort (CDA) uitvoerder van het plan tot accijnsverhoging was).
Hee Wim Kok, geef mijn kwartje nu eens terug!
Ik blijf het maar roepen, ik wil mijn kwartje terug!
Het zou enkel als tijdelijke maatregel worden ingevoerd,
maar nu jij je zakken blijft vullen, en de politie extra op ons loert,
gaat de prijs van alles met een ras tempo omhoog.
Ja lach jij maar, jij zit immers hoog en droog!
Hee Wim Kok, geef mijn kwartje nu eens terug!
Hee Wim Kok, geef mijn kwartje nu eens terug!
Ik blijf het maar roepen, ik wil mijn kwartje terug!
Het zou enkel als tijdelijke maatregel worden ingevoerd,
maar nu jij je zakken blijft vullen, en de politie extra op ons loert,
gaat de prijs van alles met een ras tempo omhoog.
Ja lach jij maar, jij zit immers hoog en droog!
Hee Wim Kok, geef mijn kwartje nu eens terug!
Ik blijf het maar roepen, ik wil mijn kwartje terug!
Je bracht het zo mooi en gedreven in de verkiezingstijd,
maar toen puntje bij paaltje kwam, waren wij ons kwartje kwijt!
Een daadwerkelijke afschaffing heeft het niet meer gehaald,
Jij bent lekker binnen, de rest van Nederland baalt.
Hee Wim Kok, geef mijn kwartje nu eens terug!
Ik blijf het maar roepen, ik wil mijn kwartje terug!
Het zou gebruikt worden voor investeringen in wegen,
maar je hebt het gebruikt om onze zakken te legen!
Je schold op ordinaire zakkenvullers en sprak van exhibitionistische zelfverrijking.
Maar nu heb jij zelf gezorgd voor een riante dekking!
Een daadwerkelijke afschaffing heeft het niet meer gehaald,
Jij bent lekker binnen, de rest van Nederland baalt.
Hee Wim Kok, geef mijn kwartje nu eens terug!
Ik blijf het maar roepen, ik wil mijn kwartje terug!
Het zou gebruikt worden voor investeringen in wegen,
maar je hebt het gebruikt om onze zakken te legen!
Je schold op ordinaire zakkenvullers en sprak van exhibitionistische zelfverrijking.
Maar nu heb jij zelf gezorgd voor een riante dekking!
Hee Wim Kok, geef mijn kwartje nu eens terug!
Ik blijf het maar roepen, ik wil mijn kwartje terug!
De kriebels
Dagdromen
Och, zoals waarschijnlijk iedereen, heb ik iets met bepaalde liedjes. Meestal zijn het herinneringen, soms liggen ze gewoon lekker in't gehoor. Als ik een zwak moment heb, wordt deze knul weer erg sentimenteel.
Toen vanochtend 'The Diary' van Neil Sedaka weer eens uit de boxen knalde, begon ik weer te zwijmelen over een liefde, die onvermakelijk voor mij aan dit liedje verbonden is...
Ik had al een poosje op haar staan te wachten en had de moed al opgegeven dat ze nog zou komen. Teleurgesteld slenterde ik terug naar mijn auto. Tot ik ineens een vrouwenstem hoorde, die mijn naam riep.
Stoer kwam ze op af mij aflopen, mooie lange blonde krullen dansten op haar schouders, haar heupen wiegelden verleidelijk, haar mooie lippen vormen een perfecte glimlach. De mooiste vrouw die ik ooit had gezien, het diefje van mijn hart, omarmde mij en zoende me, en zei met de zachtste woorden die ik ooit had gehoord, 'hallo babe'.
Zenuwachtig als een kwajongen die voor't eerst op schoolreis gaat, stond ik tegenover haar en stotterde van hoe goed ze eruit zag, en eigenlijk nog mooier was dan ik haar in mijn gedachten had. Gekke vent, zei ze lachend en nam mijn hand in de hare. Kom, we gaan naar mijn huis.
Onderweg naar haar woning liepen we hand in hand, af en toe zoentjes stelen, en erg verliefd te wezen. Het heerlijke zomeravond zonnetje straalde vrolijk op dit prille, zwaar verliefd stelletje dat door de Haagse stad liep.
Met een knal kwam ik weer terug in de huidige tijd, een lege babyfles landde tegen mijn hoofd. Een grote grijns vanuit de box verraadde de kleine dader al. Hoog gillend en druk bewegend stond mijn jongste dochter daar, er op wachtend dat ik haar een nieuwe fles en een schone luier zou geven.
Ik zette de kleine boef terug in de box, en pakte nog maar een kop koffie en een stroopwafel. En langzaam ebden de laatste zinnen van het liedje weg: say I'm the boy that you care for, the boy who's in your diary.
De kriebels.
zondag 26 september 2010
Op oorlogspad.
Het huwelijk is natuurlijk is wonderbaarlijks an sich, twee verliefde mensen die in principe een pact voor het leven sluiten. Ook ik kon er niet aan ontkomen., ik ben dan ook gezwicht voor mijn vrouw. En ok, dat dubbelloopsgeweer van mijn schoonvader overtuigde natuurlijk ook.
Op een heerlijke vrijdagochtend in juli waren voor de baas de laatste klusjes aan het doen bij de sierbestrating. Op het moment dat ik de trilplaat wilde aan slingeren, kwam er een man op mij af, keurig in het pak.
'Meneer de straatmaker, mag ik u iets vragen?' begon de man, iets zenuwachtig aan zijn pleidooi. Een vriend, die hier tegenover woont, gaat trouwen, en het zou fijn zijn als jullie mee willen doen aan een grap.
Natuurlijk doen wij mee, riepen mijn collega en ik in koor, zolang het maar niets vies of gevaarlijk is. Met een grijns van oor tot oor begon de man te vertellen wat de opzet was.
Het was de bedoeling, dat de bruidegom in een oldtimer de bruid kwam ophalen. Het bruidje was in hun woning, en werd daar gereed gemaakt voor het huwelijk. De bruidegom, was een lokale bekendheid, hield zelf ook wel van geintjes, en dit vonden zijn vrienden een ideaal moment op hem even goed terug te pakken.
Hij vervolgde zijn verhaal, dat het ineens bij ze opgekomen was, hoe geinig het zou zijn, als hij uit de oldtimer zou stappen en wij hem zouden gaan 'ontvoeren'. En vooral luid blijven schreeuwen dat jullie hem komen redden, maak hem maar lekker bang.
Kijk, dat soort geintjes houden wij wel van, dus mijn collega en ik spraken af dat het een onvergetelijke dag voor de ongelukkige zou gaan worden. We pikten de draad weer op en gingen door met werken.
Na een uurtje kwam de oldtimer aangereden. Er had zich inmiddels een aardige mensenmassa gevormd voor het huis van het aanstaande echtpaar. De auto stopte voor de deur, en de trotse bruidegom stapte onder luid gejuich uit. Dat was ons teken om in te grijpen.
Luid joelend en schreeuwend als een stel roodhuiden op het oorlogspad, kwamen wij op de verbijsterde bruidegom aanrennen. 'Stop, doe het niet, doe het niet!!!' riep ik, we komen je redden. Mijn collega pakte de arme ziel in zijn grote handen, legde hem over zijn schouder, en maakte dat hij wegkwam.
Het was doodstil geworden, de mensen stonden verbaasd te kijken wat er gebeurde. Behalve de vrienden van de bruidegom, en de fotograaf, die er op los klikte alsof zijn leven er van af hing.
Na een meter of twintig met de arme sloeber gerend te hebben, zette mijn collega hem weer keurig op de straat, en zei tegen hem: 'geintje'. Het inmiddels lijkbleek vertrokken bekkie begon wat te lachen en hij siste zachtjes: 'klootzakken'
Het was inmiddels tot de groep door gedrongen dat deze 'ontvoering' niet echt was. Met gelach en een daverend applaus werd het slachtoffer door de menigte ontvangen.
Wij werden beloond met heerlijke koffie en taart voor onze inzet, maar de grootste beloning was wel voor ons dat bleke koppie wat geniepig klootzakken siste.
De kriebels
Op een heerlijke vrijdagochtend in juli waren voor de baas de laatste klusjes aan het doen bij de sierbestrating. Op het moment dat ik de trilplaat wilde aan slingeren, kwam er een man op mij af, keurig in het pak.
'Meneer de straatmaker, mag ik u iets vragen?' begon de man, iets zenuwachtig aan zijn pleidooi. Een vriend, die hier tegenover woont, gaat trouwen, en het zou fijn zijn als jullie mee willen doen aan een grap.
Natuurlijk doen wij mee, riepen mijn collega en ik in koor, zolang het maar niets vies of gevaarlijk is. Met een grijns van oor tot oor begon de man te vertellen wat de opzet was.
Het was de bedoeling, dat de bruidegom in een oldtimer de bruid kwam ophalen. Het bruidje was in hun woning, en werd daar gereed gemaakt voor het huwelijk. De bruidegom, was een lokale bekendheid, hield zelf ook wel van geintjes, en dit vonden zijn vrienden een ideaal moment op hem even goed terug te pakken.
Hij vervolgde zijn verhaal, dat het ineens bij ze opgekomen was, hoe geinig het zou zijn, als hij uit de oldtimer zou stappen en wij hem zouden gaan 'ontvoeren'. En vooral luid blijven schreeuwen dat jullie hem komen redden, maak hem maar lekker bang.
Kijk, dat soort geintjes houden wij wel van, dus mijn collega en ik spraken af dat het een onvergetelijke dag voor de ongelukkige zou gaan worden. We pikten de draad weer op en gingen door met werken.
Na een uurtje kwam de oldtimer aangereden. Er had zich inmiddels een aardige mensenmassa gevormd voor het huis van het aanstaande echtpaar. De auto stopte voor de deur, en de trotse bruidegom stapte onder luid gejuich uit. Dat was ons teken om in te grijpen.
Luid joelend en schreeuwend als een stel roodhuiden op het oorlogspad, kwamen wij op de verbijsterde bruidegom aanrennen. 'Stop, doe het niet, doe het niet!!!' riep ik, we komen je redden. Mijn collega pakte de arme ziel in zijn grote handen, legde hem over zijn schouder, en maakte dat hij wegkwam.
Het was doodstil geworden, de mensen stonden verbaasd te kijken wat er gebeurde. Behalve de vrienden van de bruidegom, en de fotograaf, die er op los klikte alsof zijn leven er van af hing.
Na een meter of twintig met de arme sloeber gerend te hebben, zette mijn collega hem weer keurig op de straat, en zei tegen hem: 'geintje'. Het inmiddels lijkbleek vertrokken bekkie begon wat te lachen en hij siste zachtjes: 'klootzakken'
Het was inmiddels tot de groep door gedrongen dat deze 'ontvoering' niet echt was. Met gelach en een daverend applaus werd het slachtoffer door de menigte ontvangen.
Wij werden beloond met heerlijke koffie en taart voor onze inzet, maar de grootste beloning was wel voor ons dat bleke koppie wat geniepig klootzakken siste.
De kriebels
zaterdag 25 september 2010
Een gebroken hart...
'Waar is Floris,?' vroeg ze aan mij. Ik hoor hem niet, vervolgde ze slaapdronken. Met het levenloze kereltje in mijn armen, liep ik naar haar toe, en vertelde mijn vrouw dat hij overleden was.
De gil die ze slaakte, deed mijn hart breken en mij bijna door m'n knieën gaan van verdriet. Langzaam gaf ik het kereltje, nog bont en blauw van de reanimatiepogingen, aan haar. Zachtjes nam ze het ventje en drukte het zachtjes tegen haar borst.
Met het verdriet van een moeder, dat net haar kind heeft verloren, ons kind, liep ik naar de gang, om onze andere kinderen op te halen. Het was aan mijn gezicht af te lezen, dat ik ze geen goed zou gaan vertellen. Kort en bondig heb ik ze verteld, was er was gebeurd, en dat hun broertje er niet meer was.
Hand in hand zijn we huilend weer de kamer ingelopen. De kinderen vielen hun moeder om de hals, zo goed als het ging. We hebben enkele minuten zo gelegen en vreselijk met elkaar gejankt.
Kan ik binnenkomen? vroeg een zachte stem. Het was een verpleegster, ze kwam onze knul ophalen. We gaan hem even mooi maken zei ze, dan kan hij in een wiegje bij u op de kamer blijven. Samen met de verpleegster heb ik zijn kleertjes uit de tas gehaald.
Een uurtje later kwam ze terug, het kereltje lag mooi in een wiegje. Er ligt een koelelement onder, legde ze uit, dan kan hij hier bij u op de kamer blijven. Ze zette het wiegje naast het bed waar mijn vrouw in lag. Mijn andere zoon kwam aanlopen met een knuffelige teddybeer die hij al jaren bezat, deze is voor Floris zei hij, en heel voorzichtig en zachtjes legde hij hem naast zijn broertje neer.
Na acht jaar staat mij dit nog op mijn netvlies gebrand, en het zal altijd daar blijven staan. Jarenlang heb ik hier niet over kunnen praten, heeft het aan mijn hart gevreten, mij langzaam doen verteren van verdriet. Niet alleen mijn verdriet, maar vooral dat van mijn vrouw.
In de "macho" cultuur waar ik in werk, praat je niet over zoiets, en je begint er zelf ook niet over. Sinds ik ben gaan bloggen, lopen deze gevoelens zo vanuit mijn vingers het web op.
Gerelateerde blogs kan je hier en hier vinden.
De kriebels
De gil die ze slaakte, deed mijn hart breken en mij bijna door m'n knieën gaan van verdriet. Langzaam gaf ik het kereltje, nog bont en blauw van de reanimatiepogingen, aan haar. Zachtjes nam ze het ventje en drukte het zachtjes tegen haar borst.
Met het verdriet van een moeder, dat net haar kind heeft verloren, ons kind, liep ik naar de gang, om onze andere kinderen op te halen. Het was aan mijn gezicht af te lezen, dat ik ze geen goed zou gaan vertellen. Kort en bondig heb ik ze verteld, was er was gebeurd, en dat hun broertje er niet meer was.
Hand in hand zijn we huilend weer de kamer ingelopen. De kinderen vielen hun moeder om de hals, zo goed als het ging. We hebben enkele minuten zo gelegen en vreselijk met elkaar gejankt.
Kan ik binnenkomen? vroeg een zachte stem. Het was een verpleegster, ze kwam onze knul ophalen. We gaan hem even mooi maken zei ze, dan kan hij in een wiegje bij u op de kamer blijven. Samen met de verpleegster heb ik zijn kleertjes uit de tas gehaald.
Een uurtje later kwam ze terug, het kereltje lag mooi in een wiegje. Er ligt een koelelement onder, legde ze uit, dan kan hij hier bij u op de kamer blijven. Ze zette het wiegje naast het bed waar mijn vrouw in lag. Mijn andere zoon kwam aanlopen met een knuffelige teddybeer die hij al jaren bezat, deze is voor Floris zei hij, en heel voorzichtig en zachtjes legde hij hem naast zijn broertje neer.
Na acht jaar staat mij dit nog op mijn netvlies gebrand, en het zal altijd daar blijven staan. Jarenlang heb ik hier niet over kunnen praten, heeft het aan mijn hart gevreten, mij langzaam doen verteren van verdriet. Niet alleen mijn verdriet, maar vooral dat van mijn vrouw.
In de "macho" cultuur waar ik in werk, praat je niet over zoiets, en je begint er zelf ook niet over. Sinds ik ben gaan bloggen, lopen deze gevoelens zo vanuit mijn vingers het web op.
Gerelateerde blogs kan je hier en hier vinden.
De kriebels
vrijdag 24 september 2010
Ook gastvrij zijn heeft zijn grenzen.
Als je ergens op visite bent, behoor je je als gast te gedragen. Althans dat is mij altijd geleerd. Dat niet iedereen zo denkt, zal niemand verbazen. Desalniettemin vind ik dat wel zo zou moeten zijn.
Het zal zo rond 2002 of 2003 geweest zijn, dat er bij ons in de buurt een Afghaans gezin werd geplaatst. Het was een groot gezin, iets van 6 of 7 jongens. Dat dit gezin weinig moeite ging doen om zich bij de buurt te gaan aanpassen werd al snel duidelijk. Dat ik vier jaar later daar een corrigerende tik bij moest geven, was diep treurig.
Huilend kwam ze de kamer binnen, en riep hij staat er weer. Tranen stonden in haar, door het huilen rode, ogen. Mijn oudste dochter ging snikkend zitten en vertelde dat die Afghaanse klootzak er weer stond, en haar zat te jennen.
Mijn dochter zal iets van vijftien geweest zijn, toen voor haar het terreur begon. Een mooie blonde meid, die twee weken ellende moest doorstaan omdat mensen hun zoon niet terecht wilden wijzen. Zoals gewoonlijk, zag de buurtagent geen reden om in te grijpen.
Deze knaap, hij zal een jaar of zeventien geweest zijn, had het idee opgedaan, dat mijn dochter iets voor hem voelde. Samen met zijn andere Afghaanse en Somalische vrienden, hingen ze al een poosje bij ons rond. Stoer doen, naar de meiden sissen en schelden, tot 's avonds laat een hoop herrie maken.
Toen mijn dochter haar relaas deed, hoe hij haar weer had staan op te wachten en lastig had gevallen. Ze kon niet achter in de brandgang komen, of hij stond er wel met zijn maten. Mijn vrouw had er regelmatig op aangesproken, maar werd ook voor alles wat maar goor was uit gemaakt in gebrekkig Nederlands. Dat aangehoord te hebben, knapte er iets in mij.
Ik pakte mijn peacemaker, dat is hoe ik mijn honkbalknuppel liefkozend noem, en ging rustig naar buiten. ik hoorde ze al staan praten in hun koeterwaals. Schijnbaar hadden ze het idee dat mijn meissie naar buiten kwam, want het gesis was niet van de lucht. Het gesis werd gejoel toen de deur van de schutting open ging, maar verstomde toen ik, met een kwaad gezicht en dat stuk hout, achter de deur weg kwam.
Met de peacemaker zachtjes in mijn hand kloppend, liep ik op het clubje af. De Somaliërs kozen al snel luid gillend het hazepad, maar onze stoere boy stond als aan de grond genageld. Met een grote sprong was ik bij dat loeder, drukte hem met een arm tegen de muur, en legde de knuppel tegen zijn keel.
Tegen de inmiddels lijkbleke knaap, gromde ik langzaam en dreigend, dat als ik nog een keer zou vernemen dat hij mijn dochter, of andere meisjes zou lastigvallen, hij zijn zeventig maagden eerder kon incasseren dan het in zijn planning lag.
Tegen de tijd dat hij rochelde het niet weer te doen, waren er ook al enkele buren op het toneel verschenen. Ik liet de knaap los, wierp hem nog wat verwensingen na, en zag hoe hij er vandoor ging. De buren, natuurlijk ook al goed flauw van het gedrag van dit tuig riepen hem ook behoorlijk wat enge dingen naar zijn hoofd als hij zijn grote neus weer liet zien.
Sindsdien heeft mijn dochter geen last meer van die knapen, en het is weer rustig in ons buurtje.
Zachte heelmeesters maken stinkende wonden zeggen ze, nou, deze heelmeester heeft geen stinkende wonden achter gelaten. Je blijft gewoon met je poten van mijn kinderen af!
De kriebels.
Het zal zo rond 2002 of 2003 geweest zijn, dat er bij ons in de buurt een Afghaans gezin werd geplaatst. Het was een groot gezin, iets van 6 of 7 jongens. Dat dit gezin weinig moeite ging doen om zich bij de buurt te gaan aanpassen werd al snel duidelijk. Dat ik vier jaar later daar een corrigerende tik bij moest geven, was diep treurig.
Huilend kwam ze de kamer binnen, en riep hij staat er weer. Tranen stonden in haar, door het huilen rode, ogen. Mijn oudste dochter ging snikkend zitten en vertelde dat die Afghaanse klootzak er weer stond, en haar zat te jennen.
Mijn dochter zal iets van vijftien geweest zijn, toen voor haar het terreur begon. Een mooie blonde meid, die twee weken ellende moest doorstaan omdat mensen hun zoon niet terecht wilden wijzen. Zoals gewoonlijk, zag de buurtagent geen reden om in te grijpen.
Deze knaap, hij zal een jaar of zeventien geweest zijn, had het idee opgedaan, dat mijn dochter iets voor hem voelde. Samen met zijn andere Afghaanse en Somalische vrienden, hingen ze al een poosje bij ons rond. Stoer doen, naar de meiden sissen en schelden, tot 's avonds laat een hoop herrie maken.
Toen mijn dochter haar relaas deed, hoe hij haar weer had staan op te wachten en lastig had gevallen. Ze kon niet achter in de brandgang komen, of hij stond er wel met zijn maten. Mijn vrouw had er regelmatig op aangesproken, maar werd ook voor alles wat maar goor was uit gemaakt in gebrekkig Nederlands. Dat aangehoord te hebben, knapte er iets in mij.
Ik pakte mijn peacemaker, dat is hoe ik mijn honkbalknuppel liefkozend noem, en ging rustig naar buiten. ik hoorde ze al staan praten in hun koeterwaals. Schijnbaar hadden ze het idee dat mijn meissie naar buiten kwam, want het gesis was niet van de lucht. Het gesis werd gejoel toen de deur van de schutting open ging, maar verstomde toen ik, met een kwaad gezicht en dat stuk hout, achter de deur weg kwam.
Met de peacemaker zachtjes in mijn hand kloppend, liep ik op het clubje af. De Somaliërs kozen al snel luid gillend het hazepad, maar onze stoere boy stond als aan de grond genageld. Met een grote sprong was ik bij dat loeder, drukte hem met een arm tegen de muur, en legde de knuppel tegen zijn keel.
Tegen de inmiddels lijkbleke knaap, gromde ik langzaam en dreigend, dat als ik nog een keer zou vernemen dat hij mijn dochter, of andere meisjes zou lastigvallen, hij zijn zeventig maagden eerder kon incasseren dan het in zijn planning lag.
Tegen de tijd dat hij rochelde het niet weer te doen, waren er ook al enkele buren op het toneel verschenen. Ik liet de knaap los, wierp hem nog wat verwensingen na, en zag hoe hij er vandoor ging. De buren, natuurlijk ook al goed flauw van het gedrag van dit tuig riepen hem ook behoorlijk wat enge dingen naar zijn hoofd als hij zijn grote neus weer liet zien.
Sindsdien heeft mijn dochter geen last meer van die knapen, en het is weer rustig in ons buurtje.
Zachte heelmeesters maken stinkende wonden zeggen ze, nou, deze heelmeester heeft geen stinkende wonden achter gelaten. Je blijft gewoon met je poten van mijn kinderen af!
De kriebels.
woensdag 22 september 2010
Een vreemde droom...
Ik zag haar gezicht weer in mijn slaap vannacht,
en werd toen verliefd op die idiote kop.
Hoe kon het gebeuren, hoe kon het zijn.
Het is gewoon zij met mij, en ik met haar.
Het gebeurde in Egypte, bij die oude rivier de Nijl.
Onder aan die oude piramide glimlachte ze naar mij,
en door het losgeraakte verband zag ik haar ontbindend vlees.
Het is gewoon zij met mij, en ik met haar.
In haar mooie kleren lag ze daar, al duizenden en duizenden jaren.
En toen die dag, toen ik haar daar zo rotten zag,
de tranen sprongen in mijn ogen,
zo mooi als ze daar lag.
we trouwden in Caïro, de volgende dag.
Op onze crypte staat er nu:
Hier liggen twee mummies, zo stijf tegen elkaar.
Het is gewoon zij met mij, en ik met haar.
ik kan niet meer zonder haar,
ik ben helemaal in de war,
voel mij zo gebonden,
Ze is gewoon mijn meid.
mijn kleine mummie.
Het is gewoon zij met mij, en ik met haar.
en werd toen verliefd op die idiote kop.
Hoe kon het gebeuren, hoe kon het zijn.
Het is gewoon zij met mij, en ik met haar.
Het gebeurde in Egypte, bij die oude rivier de Nijl.
Onder aan die oude piramide glimlachte ze naar mij,
en door het losgeraakte verband zag ik haar ontbindend vlees.
Het is gewoon zij met mij, en ik met haar.
In haar mooie kleren lag ze daar, al duizenden en duizenden jaren.
En toen die dag, toen ik haar daar zo rotten zag,
de tranen sprongen in mijn ogen,
zo mooi als ze daar lag.
we trouwden in Caïro, de volgende dag.
Op onze crypte staat er nu:
Hier liggen twee mummies, zo stijf tegen elkaar.
Het is gewoon zij met mij, en ik met haar.
ik kan niet meer zonder haar,
ik ben helemaal in de war,
voel mij zo gebonden,
Ze is gewoon mijn meid.
mijn kleine mummie.
Het is gewoon zij met mij, en ik met haar.
dinsdag 21 september 2010
Wie kent ze niet?
Eikels, ze zijn er in verschillende maten, vormen en kleuren. Grote, kleine, langwerpig, korte stompjes, noem het maar op. ze zijn er. Zomereik, wintereik of de Amerikaanse eik, noem ze maar op, vruchten genaamd eikels dragen ze allemaal.
Als het herfst is, bereiken ze een punt waarop ze rijp zijn en vallen van hun drager in de hoop een prachtige eik te worden.
Zo is het ook bij mensen, ze zijn er in verschillende maten, vormen en kleuren. Lange, kleine, dikke en dunne. Witte, zwarte, gele, rode en alles wat daar tussen in zit. Immers de mens mengt makkelijk, net zo makkelijk als waterverf.
Soms lijkt het wel, of de mens zich te gemakkelijk laat mengen, bijvoorbeeld met een eik. Ik weet niet of onze lieve heer het zo bedacht heeft, maar ze bestaan. Zo heb je asociale eikels, Twitter eikels, domme eikels, enzovoort. En je kan ze overal tegenkomen, in het verkeer, in wachtrijen, op het internet, op je werk.
Ook is er nog een andere variant van de eikel, maar die laten we vandaag buiten beschouwing.
Helaas, in tegenstelling tot de variant, die aan de boom hangt, komen de menselijke eikels het hele jaar voor. Het zij zo, onze lieve heer heeft vreemde kostgangers, maar juist die maken het leven zo interessant. Carpe diem.
De kriebels
maandag 20 september 2010
Herfst
Als een matte, donkere deken valt de herfst over het land.
De bladeren vallen van de bomen, bonte kleuren verdringen het frisse groen.
De bladeren vallen van de bomen, bonte kleuren verdringen het frisse groen.
zaterdag 18 september 2010
Het is mooi zo
Zo, na een ruim een maand bloggen is het tijd om de balans op te maken. Persoonlijk vind ik het wel mooi geweest, dingen die ik wil delen met de wereld zijn geplaatst. Ik hoop dat jullie genoten hebben van mijn kriebeltjes. Rest mij alleen nog jullie te bedanken voor het lezen.
De kriebels
De kriebels
vrijdag 17 september 2010
Het laatste spuitje!
Normaal laat ik politiek en mijn persoonlijke overtuiging niet snel doorschemeren in mijn kriebels. Vandaag maak ik een eenmalige uitzondering. Het is niet de bedoeling een discussie te starten over de pro's en de contra's van mijn overtuiging. In dit geval pleit ik voor het beëindigen van levens door de staat.
Rond een uur of half twaalf hoorden mijn collega en ik het geluid van gierende banden. We hoorden gelijk dat dit niet goed was, immers als je al lang bij de weg werkt, ontwikkel je een soort instinct of gevoel, dat je scherp houd. Met een noodgang scheurde een auto over de weg, slingerend van de ene naar de andere rijbaan. De automobilist had grote moeite om het tot een dodelijk projectiel veranderde voertuig onder controle te houden.
In een flits zagen wij het moordwapen op ons af stormen en maakten dat we weg kwamen en een veilig onderkomen hadden bereikt. Op dat moment kwam er een grote groep scholieren op het fietspad, dat gelijk lag aan de weg, aanfietsen. Met schreeuwen en handgebaren probeerden wij de fietsers te waarschuwen voor het onheil dat ons naderde.
Met een noodgang maakte de auto een slip, tolde over de straat, en gleed recht op de kinderen af. Verstijfd bleef de groep staan en zag het moordwapen aankomen glijden. Met een luide knal vloog de auto tegen ons busje aan, draaide drie keer rond, en bleef vlak bij de gillende fietsers stilstaan. Zwaar geschrokken renden mijn collega en ik naar de auto, trokken de deur open, en kregen de schrik van ons leven.
Achter het stuur zat een man van een jaar of vijftig, stomdronken, luid vloekend, met nog een halfvolle jeneverfles in zijn hand. Met een vlotte beweging trokken wij de dronken en protesterende zuiplap uit de rokende auto, en gooiden hem 10 meter verderop tegen een boom. Daar zakte hij door zijn benen, en zette de fles aan zijn mond.
De groep scholieren was inmiddels van het fietspad afgegaan en stond druk te kakelen toen de politie arriveerde. Een beer van een diender liep naar de auto, keek naar binnen, en toen om zich heen. Met een handbeweging maakten wij duidelijk waar die chauffeur was. Toen de agent bij hem aan kwam, had meneer de fles jenever al leeggedronken, en lag te slapen op het gras.
Kort en bondig vertelden wij de andere agent wat we gezien hadden. Hij liep naar zijn collega, zei iets tegen hem, en probeerde de dronkaard wakker te maken. Het was goed te zien dat dit moeizaam ging. Inmiddels was er ook een ambulance aangekomen, waar de agenten die man in gooiden.
Dat dit alles een grote impact op ons, en vooral op de kinderen die daar fietsten, gemaakt heeft behoeft natuurlijk geen verklaring. Ik ben er ook een paar dagen goed ziek van geweest.
Een paar dagen later moesten we op het politiebureau verschijnen om de getuigeverklaringen te onderschrijven. We werden op de hoogte gebracht van het sporen onderzoek. Daaruit bleek hoeveel geluk de kinderen hadden gehad dat mijn collega onze werkbus erg scheef had geparkeerd.
Ook kregen we te horen dat deze meneer allang geen rijbewijs meer bezat, wegens dronken rijden, en de auto van zijn ex vrouw had gestolen.
Dit soort asociale, notoire veelplegers, die de levens van anderen zo op het spel zetten, verdienen in mijn ogen een laatste spuitje.
De kriebels
Rond een uur of half twaalf hoorden mijn collega en ik het geluid van gierende banden. We hoorden gelijk dat dit niet goed was, immers als je al lang bij de weg werkt, ontwikkel je een soort instinct of gevoel, dat je scherp houd. Met een noodgang scheurde een auto over de weg, slingerend van de ene naar de andere rijbaan. De automobilist had grote moeite om het tot een dodelijk projectiel veranderde voertuig onder controle te houden.
In een flits zagen wij het moordwapen op ons af stormen en maakten dat we weg kwamen en een veilig onderkomen hadden bereikt. Op dat moment kwam er een grote groep scholieren op het fietspad, dat gelijk lag aan de weg, aanfietsen. Met schreeuwen en handgebaren probeerden wij de fietsers te waarschuwen voor het onheil dat ons naderde.
Met een noodgang maakte de auto een slip, tolde over de straat, en gleed recht op de kinderen af. Verstijfd bleef de groep staan en zag het moordwapen aankomen glijden. Met een luide knal vloog de auto tegen ons busje aan, draaide drie keer rond, en bleef vlak bij de gillende fietsers stilstaan. Zwaar geschrokken renden mijn collega en ik naar de auto, trokken de deur open, en kregen de schrik van ons leven.
Achter het stuur zat een man van een jaar of vijftig, stomdronken, luid vloekend, met nog een halfvolle jeneverfles in zijn hand. Met een vlotte beweging trokken wij de dronken en protesterende zuiplap uit de rokende auto, en gooiden hem 10 meter verderop tegen een boom. Daar zakte hij door zijn benen, en zette de fles aan zijn mond.
De groep scholieren was inmiddels van het fietspad afgegaan en stond druk te kakelen toen de politie arriveerde. Een beer van een diender liep naar de auto, keek naar binnen, en toen om zich heen. Met een handbeweging maakten wij duidelijk waar die chauffeur was. Toen de agent bij hem aan kwam, had meneer de fles jenever al leeggedronken, en lag te slapen op het gras.
Kort en bondig vertelden wij de andere agent wat we gezien hadden. Hij liep naar zijn collega, zei iets tegen hem, en probeerde de dronkaard wakker te maken. Het was goed te zien dat dit moeizaam ging. Inmiddels was er ook een ambulance aangekomen, waar de agenten die man in gooiden.
Dat dit alles een grote impact op ons, en vooral op de kinderen die daar fietsten, gemaakt heeft behoeft natuurlijk geen verklaring. Ik ben er ook een paar dagen goed ziek van geweest.
Een paar dagen later moesten we op het politiebureau verschijnen om de getuigeverklaringen te onderschrijven. We werden op de hoogte gebracht van het sporen onderzoek. Daaruit bleek hoeveel geluk de kinderen hadden gehad dat mijn collega onze werkbus erg scheef had geparkeerd.
Ook kregen we te horen dat deze meneer allang geen rijbewijs meer bezat, wegens dronken rijden, en de auto van zijn ex vrouw had gestolen.
Dit soort asociale, notoire veelplegers, die de levens van anderen zo op het spel zetten, verdienen in mijn ogen een laatste spuitje.
De kriebels
donderdag 16 september 2010
Mijn i(deale) pad
Je inhoud is zo heerlijk en geconcentreerd,
je vorm zo mooi rond en gecentreerd,
je huid zo zacht en subtiel geperforeerd.
Nog nooit heb ik zoiets smaakvol vereerd.
Je aftreksel, na filtratie zo fijn,
je uiterlijk, het lijkt allemaal maar schijn,
je gevoel, kon het altijd maar zo zijn.
Het genoegen is helemaal mijn.
Je aroma en die heerlijke geur,
je zachtheid en je neutrale kleur,
Je vorm, zo mooi, en geen gesleur.
Deze liefde opent elke deur.
Je geeft je helemaal, vol passie en vuur,
Je lijf, zo eenvoudig, en niet te duur,
Je vel, zo heerlijk zacht, zonder een kuur.
Ik zou niet zonder je kunnen, nog geen uur.
Je ligt daar nu, helemaal uitgeput en leeg,
Je ideale vorm is weg, het heeft iets van pizza deeg,
Je mooie huid, nu nog een schim van toen je hem kreeg,
Ik heb je gebruikt en nu, nu krijg jij een veeg!
Mijn lieve koffiepad, ja, noem mij maar een gebruiker,
dark, zo heerlijk zwart en met suiker,
's ochtends blijf je mijn ontluiker.
De kriebels
je vorm zo mooi rond en gecentreerd,
je huid zo zacht en subtiel geperforeerd.
Nog nooit heb ik zoiets smaakvol vereerd.
Je aftreksel, na filtratie zo fijn,
je uiterlijk, het lijkt allemaal maar schijn,
je gevoel, kon het altijd maar zo zijn.
Het genoegen is helemaal mijn.
Je aroma en die heerlijke geur,
je zachtheid en je neutrale kleur,
Je vorm, zo mooi, en geen gesleur.
Deze liefde opent elke deur.
Je geeft je helemaal, vol passie en vuur,
Je lijf, zo eenvoudig, en niet te duur,
Je vel, zo heerlijk zacht, zonder een kuur.
Ik zou niet zonder je kunnen, nog geen uur.
Je ligt daar nu, helemaal uitgeput en leeg,
Je ideale vorm is weg, het heeft iets van pizza deeg,
Je mooie huid, nu nog een schim van toen je hem kreeg,
Ik heb je gebruikt en nu, nu krijg jij een veeg!
Mijn lieve koffiepad, ja, noem mij maar een gebruiker,
dark, zo heerlijk zwart en met suiker,
's ochtends blijf je mijn ontluiker.
De kriebels
woensdag 15 september 2010
Hoogmoed komt voor de val.
Stoer, zo stoer, dat hij voor de duivel nog niet bang was. Tenminste dat liet hij iedereen weten, de duivel kon hem wat als het aan hem lag. Ja, hij was de stoerste knaap van de buurt, althans dat dacht hij.
Vijftien jaar was hij, rookte al Zware van Nelle, dronk bier en kroop over de vrouwen heen alsof het een lieve lust was. En bovenal, Klaas was het geschenk voor de dames, als je hem moest geloven. Wij namen hem niet zo serieus, en plaagden hem er af en toe een beetje mee. Hij was de jongste in de groep, maar wou niet voor ons onderdoen.
Zoals altijd lummelden wij wat rond op de speelweide in onze buurt, voetbalden wat, of lagen lekker in de schaduw van de gespeten eik. Deze oude eik, toen al zo'n 70 jaar oud, was in het verre verleden door de bliksem getroffen, en doormidden gespleten. Het was een ideale hangplek voor ons op warme zomerse dagen.
De speelweide was voor driekwart afgesloten door een strook met bomen en bosjes. Deze strook, zo'n 5 meter breed, bood plaats aan ideale schuilplekjes om je in te verstoppen. Menigmaal hebben wij daar gebruik van moeten maken als we weer een wat kattekwaad hadden uitgevreten. Ook zijn daar menige malen de eerste seksuele contacten ontstaan.
Naar mate het dichter naar de herfst ging, en het 's avonds eerder donker werd, verschoven wij onze activiteiten richting het plein, waar een lantaarnpaal stond. Van uit deze uitvalbasis hebben wij menig buurtbewoner tot de wanhoop gedreven.
Klaas woonde aan de overkant van de speelweide, en liep daar altijd langs om naar huis te gaan, ook als het al donker was. Hij bleef altijd als laatste hangen en wij dachten er nooit iets bij.
Tot op een gegeven moment het gerucht ging, dat die stoere boy eigenlijk best wel bang was in het donker. Elke keer, als hij in het donker over de speelweide naar huis ging, zong hij of maakte lawaai. Dit gerucht werd steeds hardnekkiger en wij besloten de proef op de som te nemen. Al snel was er een strijdplan ontworpen, om Klaas eens goed te grazen te nemen, alleen het goede tijdstip afwachten.
Dat diende zich na twee weken aan, tijdens de jaarlijkse feestweek in ons dorp. We waren met z'n allen aan het stappen, en de drank vloeide rijkelijk. Goed aangeschoten, en ontzettend melig kwamen wij 's nachts bij ons hangplekje aan.
Het nadeel van veel drinken is natuurlijk dat je veel moet plassen. Welnu dat overkwam onze stoere Klaas ook. Met zijn luide, kraaiende stem verkondigde hij, dat hij wel even een boom ging om gooien met zijn turbo straal en dat het verstandig was om dekking te gaan zoeken.
Wij keken elkaar aan, toen hij dronken naar de bomenstrook waggelde. Met een grote grijns op zijn gezicht, stelde iemand voor, dat dit het moment was om hem even goed de oren te gaan wassen.
Snel maakten wij ons uit de voeten, luid schreeuwend naar Klaas dat we elkaar morgen wel weer zouden zien. Wat onduidelijk gemompel was het antwoord dat uit de bosjes kwam.
Wat hij niet wist was, dat wij niet naar huis gingen, maar met een boog om hem heen liepen. In groepjes van twee verstopten wij ons om de tien meter in de bomenstrook, en wachten hem op.
Het duurde niet lang of het slachtoffer melde zich aan, luid een schuine versie zingend van een oude piratenhit. Bij het inzetten van de tweede strofe sprong het eerste groepje met een angstwekkend gejoel uit de bosjes, recht op Klaas af.
Nog klungelig bezig zijn rits dicht te krijgen, zag hij die twee donkere figuren op hem afkomen. Als door een wesp gestoken, zette hij het op een lopen, slingerend nog bezig om die stugge rits dicht te krijgen. Juist op dat moment sprong het tweede clubje uit de bosjes.
Met een ware doodskreet, en een voor hem ongekende snelheid, zette Klaas er een tandje bij om die enge gasten te ontwijken. Bezetten door angst, zwaar onder invloed van alcohol en nog steeds aan het vechten met taaie rits, maakte hij een misstap.
Een ijzig wekkende gil klonk door de donkere nacht toen Klaas een dubbele salto met een radslag uitvoerde. Met de broek op zijn knieën, zijn armen wild door de lucht zwaaiend, belandde hij op het vochtige gras. Vloekend en tierend probeerde hij overeind te komen, om voor die enge gasten te vluchten. Helaas voor hem, was zijn broek een andere mening toegedaan. Met een pirouette waar menig kunstschaatser jaloers op zou zijn, kuste hij andermaal het grasveld.
Het derde groepje, die dit schouwspel zag gebeuren, vergat totaal nog om hem te laten schrikken. Met samengeperste kaken om het lachen te onderdrukken, keken ze toe, hoe onze held op handen en voeten de weg naar zijn huis vervolgde.
Amper nog kunnen praten door de lachkrampen, kwamen wij bij elkaar op het slagveld. Een verloren sportschoen lag als stille getuige nog in het natte gras.
Wekenlang kon Klaas nog aanhoren, hoe hij atletisch door zijn broek was gevloerd, en dat zijn optreden zeker wel een acht waard was, op zijn minst.
Sindsdien liep deze stoere knul een andere weg huis, om vooral maar de speelweide in het duister te ontwijken.
De kriebels.
Vijftien jaar was hij, rookte al Zware van Nelle, dronk bier en kroop over de vrouwen heen alsof het een lieve lust was. En bovenal, Klaas was het geschenk voor de dames, als je hem moest geloven. Wij namen hem niet zo serieus, en plaagden hem er af en toe een beetje mee. Hij was de jongste in de groep, maar wou niet voor ons onderdoen.
Zoals altijd lummelden wij wat rond op de speelweide in onze buurt, voetbalden wat, of lagen lekker in de schaduw van de gespeten eik. Deze oude eik, toen al zo'n 70 jaar oud, was in het verre verleden door de bliksem getroffen, en doormidden gespleten. Het was een ideale hangplek voor ons op warme zomerse dagen.
De speelweide was voor driekwart afgesloten door een strook met bomen en bosjes. Deze strook, zo'n 5 meter breed, bood plaats aan ideale schuilplekjes om je in te verstoppen. Menigmaal hebben wij daar gebruik van moeten maken als we weer een wat kattekwaad hadden uitgevreten. Ook zijn daar menige malen de eerste seksuele contacten ontstaan.
Naar mate het dichter naar de herfst ging, en het 's avonds eerder donker werd, verschoven wij onze activiteiten richting het plein, waar een lantaarnpaal stond. Van uit deze uitvalbasis hebben wij menig buurtbewoner tot de wanhoop gedreven.
Klaas woonde aan de overkant van de speelweide, en liep daar altijd langs om naar huis te gaan, ook als het al donker was. Hij bleef altijd als laatste hangen en wij dachten er nooit iets bij.
Tot op een gegeven moment het gerucht ging, dat die stoere boy eigenlijk best wel bang was in het donker. Elke keer, als hij in het donker over de speelweide naar huis ging, zong hij of maakte lawaai. Dit gerucht werd steeds hardnekkiger en wij besloten de proef op de som te nemen. Al snel was er een strijdplan ontworpen, om Klaas eens goed te grazen te nemen, alleen het goede tijdstip afwachten.
Dat diende zich na twee weken aan, tijdens de jaarlijkse feestweek in ons dorp. We waren met z'n allen aan het stappen, en de drank vloeide rijkelijk. Goed aangeschoten, en ontzettend melig kwamen wij 's nachts bij ons hangplekje aan.
Het nadeel van veel drinken is natuurlijk dat je veel moet plassen. Welnu dat overkwam onze stoere Klaas ook. Met zijn luide, kraaiende stem verkondigde hij, dat hij wel even een boom ging om gooien met zijn turbo straal en dat het verstandig was om dekking te gaan zoeken.
Wij keken elkaar aan, toen hij dronken naar de bomenstrook waggelde. Met een grote grijns op zijn gezicht, stelde iemand voor, dat dit het moment was om hem even goed de oren te gaan wassen.
Snel maakten wij ons uit de voeten, luid schreeuwend naar Klaas dat we elkaar morgen wel weer zouden zien. Wat onduidelijk gemompel was het antwoord dat uit de bosjes kwam.
Wat hij niet wist was, dat wij niet naar huis gingen, maar met een boog om hem heen liepen. In groepjes van twee verstopten wij ons om de tien meter in de bomenstrook, en wachten hem op.
Het duurde niet lang of het slachtoffer melde zich aan, luid een schuine versie zingend van een oude piratenhit. Bij het inzetten van de tweede strofe sprong het eerste groepje met een angstwekkend gejoel uit de bosjes, recht op Klaas af.
Nog klungelig bezig zijn rits dicht te krijgen, zag hij die twee donkere figuren op hem afkomen. Als door een wesp gestoken, zette hij het op een lopen, slingerend nog bezig om die stugge rits dicht te krijgen. Juist op dat moment sprong het tweede clubje uit de bosjes.
Met een ware doodskreet, en een voor hem ongekende snelheid, zette Klaas er een tandje bij om die enge gasten te ontwijken. Bezetten door angst, zwaar onder invloed van alcohol en nog steeds aan het vechten met taaie rits, maakte hij een misstap.
Een ijzig wekkende gil klonk door de donkere nacht toen Klaas een dubbele salto met een radslag uitvoerde. Met de broek op zijn knieën, zijn armen wild door de lucht zwaaiend, belandde hij op het vochtige gras. Vloekend en tierend probeerde hij overeind te komen, om voor die enge gasten te vluchten. Helaas voor hem, was zijn broek een andere mening toegedaan. Met een pirouette waar menig kunstschaatser jaloers op zou zijn, kuste hij andermaal het grasveld.
Het derde groepje, die dit schouwspel zag gebeuren, vergat totaal nog om hem te laten schrikken. Met samengeperste kaken om het lachen te onderdrukken, keken ze toe, hoe onze held op handen en voeten de weg naar zijn huis vervolgde.
Amper nog kunnen praten door de lachkrampen, kwamen wij bij elkaar op het slagveld. Een verloren sportschoen lag als stille getuige nog in het natte gras.
Wekenlang kon Klaas nog aanhoren, hoe hij atletisch door zijn broek was gevloerd, en dat zijn optreden zeker wel een acht waard was, op zijn minst.
Sindsdien liep deze stoere knul een andere weg huis, om vooral maar de speelweide in het duister te ontwijken.
De kriebels.
dinsdag 14 september 2010
Een roosje
Tijdens het opruimen van de zolder bij mijn moeder, vond ik een oude foto, totaal vergeeld door de jaren heen. Op dat oude kiekje stonden 9 jongens en meisjes, en een ouder echtpaar. Ik herkende het moment direct, en begon terug te denken aan die zomer dag in 1974.
Ik zie hem nog zo zitten, op die heerlijke nazomerse middag. Voorover gebogen, met zijn hoed in zijn handen zat hij doelloos vooruit te staren op het bankje. De oude buurman, onze opa in de buurt, die goede, lieve man zat daar als een hoopje ellende.
Ze was zo lief jongens, begon hij, zo lief, en nu is ze er niet meer. Dit was voor ons knapen van een jaar of 10, iets heel vreemd. De altijd zo vrolijke opa, altijd in voor een geintje, onze hofleverancier van pepermuntjes, zat daar gebroken achter zijn huis.
Deze toffe opa was een oud agent, en samen met zijn vrouw, waren ze altijd prominent aanwezig op het het veldje waar wij altijd rond lummelden. Vaak zaten ze op een kleed en keken ons toe, als we weer eens apestreken gingen uit halen. Af en toe riepen ze ons bij zich voor een glas limonade en wat lekkers, of een standje als we het te bont maakten.
's Winters kregen we warme chocolademelk als we sneeuw hadden geruimd en stonden te blauwbekken buiten. Lag er ijs, gingen ze mee naar de brede sloot waar we altijd schaatsten, en kregen we stroopwafels. Ging je onderuit, en je deed je pijn, dan wisten ze je te troosten.
Als verliefde tieners liepen ze elke avond hun rondje door de buurt, hier en daar een praatje maken. Iedereen ken het paartje, en ze waren dan ook zeer geliefd in de buurt.
Tot op die ene woensdagmiddag in september... Er stond een grote zwarte auto bij hun voor de deur. Er stonden veel mensen te kijken, en wij, te jong om te beseffen wat er loos was, willen natuurlijk niets missen van het gebeuren.
Ksssssst, klonk het, weg jongens! En buurman had ons zien aan komen en versperde de weg. Hup naar huis, je moeder zal je wel vertellen wat je moet weten, vervolgde hij zijn zin. Niet zo nors als hij anders altijd deed, meer zacht, maar toch dwingend.
Thuis aangekomen vertelde moeder dat die lieve oude vrouw, wij noemden haar altijd buurt omaatje, in haar slaap was overleden. Dit soort dagen blijven, als met een mes gekrast, in je geheugen staan.
Niet kort na onze ontmoeting met die lieve, oude man, die daar zo droevig achter huis zat, is hij zijn geliefde vrouw achter na gegaan. Het was het beste voor hem.
Toevallig kwam vlak na het overlijden van die fijne man het plaatje 'Roosje, mijn roosje' van Conny van den Bos uit. Iets zo toepasselijks heb ik haast nooit meer meegemaakt. Af en toe hoor ik het liedje nog op radio, en krijg nog steeds kippevel.
De kriebels
Ik zie hem nog zo zitten, op die heerlijke nazomerse middag. Voorover gebogen, met zijn hoed in zijn handen zat hij doelloos vooruit te staren op het bankje. De oude buurman, onze opa in de buurt, die goede, lieve man zat daar als een hoopje ellende.
Ze was zo lief jongens, begon hij, zo lief, en nu is ze er niet meer. Dit was voor ons knapen van een jaar of 10, iets heel vreemd. De altijd zo vrolijke opa, altijd in voor een geintje, onze hofleverancier van pepermuntjes, zat daar gebroken achter zijn huis.
Deze toffe opa was een oud agent, en samen met zijn vrouw, waren ze altijd prominent aanwezig op het het veldje waar wij altijd rond lummelden. Vaak zaten ze op een kleed en keken ons toe, als we weer eens apestreken gingen uit halen. Af en toe riepen ze ons bij zich voor een glas limonade en wat lekkers, of een standje als we het te bont maakten.
's Winters kregen we warme chocolademelk als we sneeuw hadden geruimd en stonden te blauwbekken buiten. Lag er ijs, gingen ze mee naar de brede sloot waar we altijd schaatsten, en kregen we stroopwafels. Ging je onderuit, en je deed je pijn, dan wisten ze je te troosten.
Als verliefde tieners liepen ze elke avond hun rondje door de buurt, hier en daar een praatje maken. Iedereen ken het paartje, en ze waren dan ook zeer geliefd in de buurt.
Tot op die ene woensdagmiddag in september... Er stond een grote zwarte auto bij hun voor de deur. Er stonden veel mensen te kijken, en wij, te jong om te beseffen wat er loos was, willen natuurlijk niets missen van het gebeuren.
Ksssssst, klonk het, weg jongens! En buurman had ons zien aan komen en versperde de weg. Hup naar huis, je moeder zal je wel vertellen wat je moet weten, vervolgde hij zijn zin. Niet zo nors als hij anders altijd deed, meer zacht, maar toch dwingend.
Thuis aangekomen vertelde moeder dat die lieve oude vrouw, wij noemden haar altijd buurt omaatje, in haar slaap was overleden. Dit soort dagen blijven, als met een mes gekrast, in je geheugen staan.
Niet kort na onze ontmoeting met die lieve, oude man, die daar zo droevig achter huis zat, is hij zijn geliefde vrouw achter na gegaan. Het was het beste voor hem.
Toevallig kwam vlak na het overlijden van die fijne man het plaatje 'Roosje, mijn roosje' van Conny van den Bos uit. Iets zo toepasselijks heb ik haast nooit meer meegemaakt. Af en toe hoor ik het liedje nog op radio, en krijg nog steeds kippevel.
De kriebels
maandag 13 september 2010
De eerste dag zonder drank...
Laat mij je een verhaal vertellen, helemaal over die rottige dorst.
Over iets waar ik een innige relatie mee had,
maar het brak mijn hart door midden.
Zij zorgde ervoor dat ik de dorst kreeg,
man oh man wat kan die dorst rare dingen met je doen, oh yeah.
Ik besteedde al mijn geld aan jou schatje
en je liet mij alleen met mijn dorst.
En nu blijkt het dat ik je niet vergeten kan.
De dag dat ik je ontmoette had ik zo'n vreselijke dorst
Oh je liet mij daar staan te huilen,
ik kan het niet ontkennen, ik heb zo'n dorst!
Waarom moet ik toch huilen?Waarom zei je toch vaarwel?
Waarom, oh waarom, oh waarom?
Mijn vrienden hoorden het nieuws dat ik leed aan een vreselijke dorst,
een vreselijke dorst sinds dat wij uit elkaar zijn.
Ik weet het niet meer, ik weet het niet meer schatje.
Ik vrees dat je voor altijd in mijn hart zal zijn,
want ik heb een erge dorst, ik heb dorst door jou.
Als het avond wordt, en de dag is voorbij,
dan krijg ik zo'n dorst en zal je vertellen wat je nodig bent.
Als diegene waar je zo gek op bent helemaal leeg en op is,
Het verscheurt je en er is geen middel om het te helen
van de dorst, ja die vreselijke dorst!
Verdorie ik heb toch zo'n dorst
Nog een keer lieverd, je heerlijk vast kunnen houden,
en heb het niet meer
Nog een slokje, een klein slokje.
Oh dat heerlijke halsje van jou.
Nog een keertje en ik ben die rottige dorst kwijt!
Over iets waar ik een innige relatie mee had,
maar het brak mijn hart door midden.
Zij zorgde ervoor dat ik de dorst kreeg,
man oh man wat kan die dorst rare dingen met je doen, oh yeah.
Ik besteedde al mijn geld aan jou schatje
en je liet mij alleen met mijn dorst.
En nu blijkt het dat ik je niet vergeten kan.
De dag dat ik je ontmoette had ik zo'n vreselijke dorst
Oh je liet mij daar staan te huilen,
ik kan het niet ontkennen, ik heb zo'n dorst!
Waarom moet ik toch huilen?Waarom zei je toch vaarwel?
Waarom, oh waarom, oh waarom?
Mijn vrienden hoorden het nieuws dat ik leed aan een vreselijke dorst,
een vreselijke dorst sinds dat wij uit elkaar zijn.
Ik weet het niet meer, ik weet het niet meer schatje.
Ik vrees dat je voor altijd in mijn hart zal zijn,
want ik heb een erge dorst, ik heb dorst door jou.
Als het avond wordt, en de dag is voorbij,
dan krijg ik zo'n dorst en zal je vertellen wat je nodig bent.
Als diegene waar je zo gek op bent helemaal leeg en op is,
Het verscheurt je en er is geen middel om het te helen
van de dorst, ja die vreselijke dorst!
Verdorie ik heb toch zo'n dorst
Nog een keer lieverd, je heerlijk vast kunnen houden,
en heb het niet meer
Nog een slokje, een klein slokje.
Oh dat heerlijke halsje van jou.
Nog een keertje en ik ben die rottige dorst kwijt!
zondag 12 september 2010
Ondeugende pinda's
Een poos geleden was ik bij mijn moeder de zolder aan het opruimen. Oude dingen uitzoeken, van mijn overleden vader en van mijzelf. Tussen een stapel oude boeken zag ik een boek liggen, een boek wat mij vroeger zo in zijn macht had. Ik pakte het boek op, blies voorzichtig het laagje stof er af, en ging op de vloer zitten.
De oude kaft kraakte wat, toen ik het boek opende. Met mooie letters stond er aan de binnenkant geschreven: "Ik hoop dat je van dit boek ook zoveel plezier zal beleven, zoals je het altijd op school had, Thomas".
De Katjangs, geschreven door J.B. Schuil, heette het boek. Mijn meester had mij dit boek geschonken op mijn laatste lagere school dag, hier uit had hij ons altijd voorgelezen. Het gaat over de avonturen van Tom en Thijs Reedijk op de HBS in Nederland. Tom en Thijs zijn geboren te Palembang, brengen hun lagereschooltijd door in Pontianak en worden voor hun HBS-opleiding naar Nederland gezonden waar zij bij twee tantes in huis komen te wonen.
Het werd stil in de klas, doodstil, toen de meester het boek opende. Heel langzaam begon hij te vertellen, streng in de klas kijkend, hoe de twee broers avonturen beleefden bij hun oude tantes. Alleen al de manier waarop hij vertelde hoe die twee knapen hun oude tantes tot wanhoop dreven, was zo echt, dat je waande er bij geweest te zijn.
Met handbewegingen, zacht fluisterend, dan weer luid sprekend, we zagen het allemaal voor ons gebeuren. Hoe de hond en de kat opgesloten werden om aan elkaar te wennen, het kleine brandje dat ontstond door de kaars. Hij bracht het zo echt, op een manier waarop Jack van Gelder nog een puntje zuigen kan.
Ik klapte het boek weer dicht, en ging verder met het opruimen. Maar het verhaal liet mij niet met rust, erger nog, het hield mij de hele dag bezig. Het boek moest mee naar huis.
's Avonds toen mijn 11 jarige dochter naar bed ging, besloot ik om haar ook te gaan voorlezen, net zoals de meester het deed, en ook uit De Katjangs. Ondanks dat het een jongensboek was, hing ze aan mijn lippen, en genoot met volle teugen van de streken die Tom en Thijs uithaalden.
En nog steeds, naar 34 jaar, verlang ik nog steeds naar het moment op de vrijdagmiddag, een kwartier voor dat de school uitging, waarop de meester het boek op zijn schoot legde en ons mee terug nam naar de begin jaren van de 20e eeuw in het oude Den Haag.
De kriebels
De oude kaft kraakte wat, toen ik het boek opende. Met mooie letters stond er aan de binnenkant geschreven: "Ik hoop dat je van dit boek ook zoveel plezier zal beleven, zoals je het altijd op school had, Thomas".
De Katjangs, geschreven door J.B. Schuil, heette het boek. Mijn meester had mij dit boek geschonken op mijn laatste lagere school dag, hier uit had hij ons altijd voorgelezen. Het gaat over de avonturen van Tom en Thijs Reedijk op de HBS in Nederland. Tom en Thijs zijn geboren te Palembang, brengen hun lagereschooltijd door in Pontianak en worden voor hun HBS-opleiding naar Nederland gezonden waar zij bij twee tantes in huis komen te wonen.
Het werd stil in de klas, doodstil, toen de meester het boek opende. Heel langzaam begon hij te vertellen, streng in de klas kijkend, hoe de twee broers avonturen beleefden bij hun oude tantes. Alleen al de manier waarop hij vertelde hoe die twee knapen hun oude tantes tot wanhoop dreven, was zo echt, dat je waande er bij geweest te zijn.
Met handbewegingen, zacht fluisterend, dan weer luid sprekend, we zagen het allemaal voor ons gebeuren. Hoe de hond en de kat opgesloten werden om aan elkaar te wennen, het kleine brandje dat ontstond door de kaars. Hij bracht het zo echt, op een manier waarop Jack van Gelder nog een puntje zuigen kan.
Ik klapte het boek weer dicht, en ging verder met het opruimen. Maar het verhaal liet mij niet met rust, erger nog, het hield mij de hele dag bezig. Het boek moest mee naar huis.
's Avonds toen mijn 11 jarige dochter naar bed ging, besloot ik om haar ook te gaan voorlezen, net zoals de meester het deed, en ook uit De Katjangs. Ondanks dat het een jongensboek was, hing ze aan mijn lippen, en genoot met volle teugen van de streken die Tom en Thijs uithaalden.
En nog steeds, naar 34 jaar, verlang ik nog steeds naar het moment op de vrijdagmiddag, een kwartier voor dat de school uitging, waarop de meester het boek op zijn schoot legde en ons mee terug nam naar de begin jaren van de 20e eeuw in het oude Den Haag.
De kriebels
zaterdag 11 september 2010
Wat een beestenboel.
Dat de mens een raar dier kan zijn, dat weet iedereen wel. Rare vogels zijn geen uitzondering op de regel, eerder een bevestiging. Zelf ben ik er ook als de kippen bij om een scherpe opmerking te plaatsen. Immers, elk vogeltje zingt zoals hij gebekt is.
Op een warme donderdagmiddag, vlak voor de bouwvak, zo'n graadje of 32, waren we in de brandende zon aan het werk. Het zal zo rond twee uur geweest zijn, dat we even een drink en rookpauze namen. Zoals gebruikelijk staan er altijd wat mensen te kijken naar je werk, ook nu stond er een groepje te praten en alles in de gaten te houden.
We waren die dag eerder begonnen te werken ivm het warme weer, normaal beginnen gaat om zeven uur de eerste schep de grond in, nu al om kwart over 6. Immers, 's ochtends is het nog niet zo warm, en kan je net even iets meer doen dan als de koperen ploert al volop zijn hitte over het werk laat stralen.
De klus was in mijn eigen woonplaats, dus je kent wel de een en ander die voorbij komt, zo ook het clubje wat daar stond. Een man kraaide constant overal bovenuit, en hij probeerde ons steeds bij zijn gesprekken te betrekken. Dit soort types heb je overal, zie dit blogje. Luid en duidelijk liet hij blijken dat die pauze ongepast was, en we konden wel wat sneller gaan werken.
Enkele jongens wilden er al wat van zeggen, terecht, immers we hadden al een beste lap gedaan. Met een grijns op mijn gezicht stond ik op, en zei tegen de knapen, dat ik dit varkentje wel even ging wassen.
De kraai zag mij opstaan, en riep dat het ook wel tijd werd om weer wat te gaan doen. Echter, ik ging niet naar het werk, maar liep recht op de lolbroek af. Die had natuurlijk niets in de gaten, en dacht nog even lollig te zijn. 'Hee, daar is het werk niet' riep hij mij toe, 'het is de andere kant op!'
Jij, begon ik tegen de pias met een boos gezicht, jij gaat vertellen hoe wij werken moeten? Juist jij? Iemand die in zijn leven nog nooit een slag werk heeft gedaan? Wat wil jij nu? Het werd stil in het groepje, en het haantje trok bleek weg. Jij bent gewoon een profiteur van de samenleving, vervolgde ik mijn betoog, niet over dingen gaan praten die je zelf nog nooit hebt gedaan!
Met een glimlach van oor tot oor, en een tevreden gevoel, ben ik terug gelopen naar mijn collega's die in een deuk van het lachen lagen. Zo zei ik, van die klaploper hebben wij geen last meer.
Zo stoer als dat kereltje eerst stond te kraaien, zo sneaky sprong hij nu op zijn fiets, en maakte hij dat ie weg kwam.
De kriebels
Op een warme donderdagmiddag, vlak voor de bouwvak, zo'n graadje of 32, waren we in de brandende zon aan het werk. Het zal zo rond twee uur geweest zijn, dat we even een drink en rookpauze namen. Zoals gebruikelijk staan er altijd wat mensen te kijken naar je werk, ook nu stond er een groepje te praten en alles in de gaten te houden.
We waren die dag eerder begonnen te werken ivm het warme weer, normaal beginnen gaat om zeven uur de eerste schep de grond in, nu al om kwart over 6. Immers, 's ochtends is het nog niet zo warm, en kan je net even iets meer doen dan als de koperen ploert al volop zijn hitte over het werk laat stralen.
De klus was in mijn eigen woonplaats, dus je kent wel de een en ander die voorbij komt, zo ook het clubje wat daar stond. Een man kraaide constant overal bovenuit, en hij probeerde ons steeds bij zijn gesprekken te betrekken. Dit soort types heb je overal, zie dit blogje. Luid en duidelijk liet hij blijken dat die pauze ongepast was, en we konden wel wat sneller gaan werken.
Enkele jongens wilden er al wat van zeggen, terecht, immers we hadden al een beste lap gedaan. Met een grijns op mijn gezicht stond ik op, en zei tegen de knapen, dat ik dit varkentje wel even ging wassen.
De kraai zag mij opstaan, en riep dat het ook wel tijd werd om weer wat te gaan doen. Echter, ik ging niet naar het werk, maar liep recht op de lolbroek af. Die had natuurlijk niets in de gaten, en dacht nog even lollig te zijn. 'Hee, daar is het werk niet' riep hij mij toe, 'het is de andere kant op!'
Jij, begon ik tegen de pias met een boos gezicht, jij gaat vertellen hoe wij werken moeten? Juist jij? Iemand die in zijn leven nog nooit een slag werk heeft gedaan? Wat wil jij nu? Het werd stil in het groepje, en het haantje trok bleek weg. Jij bent gewoon een profiteur van de samenleving, vervolgde ik mijn betoog, niet over dingen gaan praten die je zelf nog nooit hebt gedaan!
Met een glimlach van oor tot oor, en een tevreden gevoel, ben ik terug gelopen naar mijn collega's die in een deuk van het lachen lagen. Zo zei ik, van die klaploper hebben wij geen last meer.
Zo stoer als dat kereltje eerst stond te kraaien, zo sneaky sprong hij nu op zijn fiets, en maakte hij dat ie weg kwam.
De kriebels
vrijdag 10 september 2010
Het overwegen waard...
Mensen die in het verkeer zelfmoord plegen, zijn de grootste egoïsten die je maar kan voorstellen. Egoïsten, die alleen maar denken aan hun eigen ellende en deze vaak ten koste van anderen willen beëindigen. Het verdriet wat ze aanrichten, bij familie en nabestaanden, is van ondergeschikt belang.
Gisteren ontmoette ik een oude collega waar ik jaren geleden mee gewerkt heb bij de weg. Het zal meer dan 10 jaar geleden zijn dat we een ervaring hebben beleefd, die nooit meer van onze netvliezen zal verdwijnen.
Een luid getoeter deed ons opschrikken destijds, een vrouw reed met een grote grijns op de verkeerde weghelft en reed doelbewust op een aankomende tegenligger. Met een harde, krakende knal botste ze op de jongeman die haar niet meer ontwijken kon. In een tiende van een seconde was het gebeurd. Twee auto's, totaal in puin, stonden te roken op de straat.
Hoe snel we die 50 meter hebben gelopen weet ik niet, maar het ging er snel. Angstig en met een gevoel van onbehagen, arriveerden we bij de berg verwrongen blik. Mijn collega ging naar de man, ik keek bij de vrouw. Al snel zag ik dat de vrouw niet meer te redden was, ze was waarschijnlijk op slag dood geweest.
Mijn collega was met enkele omstanders bezig de jongen man uit de resten van zijn auto te halen. Als in slow motion zag ik hoe hij de jongen, onder het bloed, neerlegde en hem begon te reanimeren. Ineens stopte hij, en de jongen ademde wat en trilde op het wegdek. We keken elkaar aan, en met een trots gezicht van hem en en een glimlach van mij gaven wij elkaar een knipoog.
Op dat moment brulde een omstander dat je jongen niet meer ademde. Snel begon mijn collega weer te reanimeren, uit wanhoop schold hij op de jongen, "gvd!, hier"blijven jij! Ambulance personeel dat inmiddels op de plek des onheils was aangekomen nam het van hem over.
Later hoorden wij, dat zijn moeite tevergeefs was geweest, de jongen was in de ambulance overleden.
Toen we gisteren stonden te praten, scheurde er een auto voorbij, luid toeterend. Automatisch dwaalden onze gedachten af naar die dag, waarop een egoïstische het nodig vond een jonge knul van 26 mee te nemen in de dood. Met een diepe zucht, en kippevel op mijn armen, van ik afscheid van deze topper, die zich zo had ingezet om die knul in leven te houden.
Voor potentiële zelfmoordenaars die dit lezen, als je toch levensmoe bent, ros je auto tegen een boom, maar niet tegen andere weggebruikers!
De kriebels
Gisteren ontmoette ik een oude collega waar ik jaren geleden mee gewerkt heb bij de weg. Het zal meer dan 10 jaar geleden zijn dat we een ervaring hebben beleefd, die nooit meer van onze netvliezen zal verdwijnen.
Een luid getoeter deed ons opschrikken destijds, een vrouw reed met een grote grijns op de verkeerde weghelft en reed doelbewust op een aankomende tegenligger. Met een harde, krakende knal botste ze op de jongeman die haar niet meer ontwijken kon. In een tiende van een seconde was het gebeurd. Twee auto's, totaal in puin, stonden te roken op de straat.
Hoe snel we die 50 meter hebben gelopen weet ik niet, maar het ging er snel. Angstig en met een gevoel van onbehagen, arriveerden we bij de berg verwrongen blik. Mijn collega ging naar de man, ik keek bij de vrouw. Al snel zag ik dat de vrouw niet meer te redden was, ze was waarschijnlijk op slag dood geweest.
Mijn collega was met enkele omstanders bezig de jongen man uit de resten van zijn auto te halen. Als in slow motion zag ik hoe hij de jongen, onder het bloed, neerlegde en hem begon te reanimeren. Ineens stopte hij, en de jongen ademde wat en trilde op het wegdek. We keken elkaar aan, en met een trots gezicht van hem en en een glimlach van mij gaven wij elkaar een knipoog.
Op dat moment brulde een omstander dat je jongen niet meer ademde. Snel begon mijn collega weer te reanimeren, uit wanhoop schold hij op de jongen, "gvd!, hier"blijven jij! Ambulance personeel dat inmiddels op de plek des onheils was aangekomen nam het van hem over.
Later hoorden wij, dat zijn moeite tevergeefs was geweest, de jongen was in de ambulance overleden.
Toen we gisteren stonden te praten, scheurde er een auto voorbij, luid toeterend. Automatisch dwaalden onze gedachten af naar die dag, waarop een egoïstische het nodig vond een jonge knul van 26 mee te nemen in de dood. Met een diepe zucht, en kippevel op mijn armen, van ik afscheid van deze topper, die zich zo had ingezet om die knul in leven te houden.
Voor potentiële zelfmoordenaars die dit lezen, als je toch levensmoe bent, ros je auto tegen een boom, maar niet tegen andere weggebruikers!
De kriebels
woensdag 8 september 2010
Het is maar hoe je het bekijkt
Regenachtige dagen kunnen lang duren, zeker als je 8 uur lang met je collega in de auto van de baas mag zitten.
De maanden november en december van 2006 waren zeer natte maanden. Mijn collega en ik waren in Groningen al een poos aan het werk aan de Rijksweg, vlakbij de Oosterhoogebrug. We waren er al een poos aan het werk, en dan leer je de omwonenden en mensen die er geregeld langs komen wel een beetje kennen.
Zo ook een jonge knaap, die veel met auto's aan het knutselen was. Niet zo'n raar gozertje, halverwege de twintig, iel postuurtje en een klein snorretje. Een pittige rijder was hij wel, maar ach, welke jonge knul is dat niet. En altijd even naar ons zwaaien, wij zwaaiden dan altijd netjes terug.
Het zal de 15 december geweest zijn, zo rond een uur of half 10, de regen viel weer met bakken uit de hemel. Voor ons is het dan onwerkbaar weer, maar als het werk in de uren is aangenomen, moet je op de werkplek blijven. We zaten al aan de koffie en klaagden over de tropische regens die ons op dat moment zo teisterden. Het zicht was erg slecht, en het getik van de regendruppels overstemde het geluid van de radio.
Een luid getoeter deed ons ineens opschrikken. De jonge knul kwam met hoge snelheid aanrijden, toeterde en zwaaide naar ons, en draaide met een rotgang het paadje in naar de garage, waar hij altijd knutselde. Doordat zijn aandacht meer bij ons was, dan bij het verkeer, zag hij een scooter over het hoofd.
Het meisje, dat op de scooter reed, kon hem niet meer ontwijken, en knalde vol op de auto. Door de knal vloog ze door de lucht, viel op de motorkap, en kwam hard met haar knieën op het asfalt tot stilstand. Gillend van de pijn lag ze op het fietspad.
Ik weet niet hoe, maar binnen een paar tellen waren we bij haar, en probeerden haar te helpen. Op dat moment stond die knaap er ook al bij, en ging tegen haar te keer dat ze maar moest uitkijken, en dat hij haar niet had geraakt. Mijn collega liep naar de auto van de jongen en zei, dat het wel degelijk raak was.
Ondertussen ontfermde ik mij over het meisje, en informeerde wat er pijn deed, en als je nog aanspreekbaar was. Haar knie, die deed zo zeer, en ze was zo duizelig. Samen met mijn collega hebben we haar in ons werkbusje gedragen zodat ze in ieder geval droog zat. Ik heb 112 gebeld met het verzoek om politie en een ambulance. Ook belde ik haar ouders, dat wilde ze graag.
Inmiddels was de kwade en vloekende wegpiraat bezig zijn auto te verplaatsen. In de stromende regen duwde hij de auto van het fietspad af, en bleef maar schreeuwen dat hij niet had geraakt en waar wij ons mee bemoeiden.
Het duurde niet lang, of een ambulance begeleid door een politie auto, kwamen aangereden. In een paar woorden legde ik aan de diender die aankwam rennen uit, wat er gebeurd was. Het ambulancepersoneel gingen naar onze bus, om het meisje te onderzoeken. Haar knie had inmiddels de vorm van een ballon aangenomen en er werd besloten haar naar het UMCG te brengen.
De andere agent nam ons even apart, noteerde onze gegevens en wat we gezien hadden.
Onze held had zich snel uit de sokken gemaakt en had zich op het dak van de garage verstopt. De andere bromsnor had dit in de gaten en hielp hem hardhandig naar beneden. De knul was inmiddels helemaal wild geworden, spuugde, schopte en schold op alles wat hij maar zag. Met een ferme duw werd hij in de politieauto gewerkt, en naar het bureau afgevoerd.
Haar ouders kwamen er net aan, toen de ambulance weg reed. Snel vertelden we dat ze achter de ambulance aan moesten gaan.
De volgende dag kwam de moeder van het meisje bij ons praten, met een reusachtige slagroomtaart en 2 bossen bloemen. Ze vertelde dat de knie van haar dochter gelukkig alleen maar gekneusd was. Ook had ze van de politie te horen gekregen dat de knul geen rijbewijs had, en nog voor enkele duizenden euro's aan boetes open staan had. Hij kon tot oud en nieuw mooi in een cel zitten brommen.
Er zijn mensen die dit als verraad van ons zien, wij zagen dit anders. Het zal je eigen kind maar zijn dat daar in de regen, op het asfalt ligt te schreeuwen van de pijn. Dit was voor ons de maatstaf, en de dankbaarheid van haar ouders, deed gewoon de rest.
De kriebels
De maanden november en december van 2006 waren zeer natte maanden. Mijn collega en ik waren in Groningen al een poos aan het werk aan de Rijksweg, vlakbij de Oosterhoogebrug. We waren er al een poos aan het werk, en dan leer je de omwonenden en mensen die er geregeld langs komen wel een beetje kennen.
Zo ook een jonge knaap, die veel met auto's aan het knutselen was. Niet zo'n raar gozertje, halverwege de twintig, iel postuurtje en een klein snorretje. Een pittige rijder was hij wel, maar ach, welke jonge knul is dat niet. En altijd even naar ons zwaaien, wij zwaaiden dan altijd netjes terug.
Het zal de 15 december geweest zijn, zo rond een uur of half 10, de regen viel weer met bakken uit de hemel. Voor ons is het dan onwerkbaar weer, maar als het werk in de uren is aangenomen, moet je op de werkplek blijven. We zaten al aan de koffie en klaagden over de tropische regens die ons op dat moment zo teisterden. Het zicht was erg slecht, en het getik van de regendruppels overstemde het geluid van de radio.
Een luid getoeter deed ons ineens opschrikken. De jonge knul kwam met hoge snelheid aanrijden, toeterde en zwaaide naar ons, en draaide met een rotgang het paadje in naar de garage, waar hij altijd knutselde. Doordat zijn aandacht meer bij ons was, dan bij het verkeer, zag hij een scooter over het hoofd.
Het meisje, dat op de scooter reed, kon hem niet meer ontwijken, en knalde vol op de auto. Door de knal vloog ze door de lucht, viel op de motorkap, en kwam hard met haar knieën op het asfalt tot stilstand. Gillend van de pijn lag ze op het fietspad.
Ik weet niet hoe, maar binnen een paar tellen waren we bij haar, en probeerden haar te helpen. Op dat moment stond die knaap er ook al bij, en ging tegen haar te keer dat ze maar moest uitkijken, en dat hij haar niet had geraakt. Mijn collega liep naar de auto van de jongen en zei, dat het wel degelijk raak was.
Ondertussen ontfermde ik mij over het meisje, en informeerde wat er pijn deed, en als je nog aanspreekbaar was. Haar knie, die deed zo zeer, en ze was zo duizelig. Samen met mijn collega hebben we haar in ons werkbusje gedragen zodat ze in ieder geval droog zat. Ik heb 112 gebeld met het verzoek om politie en een ambulance. Ook belde ik haar ouders, dat wilde ze graag.
Inmiddels was de kwade en vloekende wegpiraat bezig zijn auto te verplaatsen. In de stromende regen duwde hij de auto van het fietspad af, en bleef maar schreeuwen dat hij niet had geraakt en waar wij ons mee bemoeiden.
Het duurde niet lang, of een ambulance begeleid door een politie auto, kwamen aangereden. In een paar woorden legde ik aan de diender die aankwam rennen uit, wat er gebeurd was. Het ambulancepersoneel gingen naar onze bus, om het meisje te onderzoeken. Haar knie had inmiddels de vorm van een ballon aangenomen en er werd besloten haar naar het UMCG te brengen.
De andere agent nam ons even apart, noteerde onze gegevens en wat we gezien hadden.
Onze held had zich snel uit de sokken gemaakt en had zich op het dak van de garage verstopt. De andere bromsnor had dit in de gaten en hielp hem hardhandig naar beneden. De knul was inmiddels helemaal wild geworden, spuugde, schopte en schold op alles wat hij maar zag. Met een ferme duw werd hij in de politieauto gewerkt, en naar het bureau afgevoerd.
Haar ouders kwamen er net aan, toen de ambulance weg reed. Snel vertelden we dat ze achter de ambulance aan moesten gaan.
De volgende dag kwam de moeder van het meisje bij ons praten, met een reusachtige slagroomtaart en 2 bossen bloemen. Ze vertelde dat de knie van haar dochter gelukkig alleen maar gekneusd was. Ook had ze van de politie te horen gekregen dat de knul geen rijbewijs had, en nog voor enkele duizenden euro's aan boetes open staan had. Hij kon tot oud en nieuw mooi in een cel zitten brommen.
Er zijn mensen die dit als verraad van ons zien, wij zagen dit anders. Het zal je eigen kind maar zijn dat daar in de regen, op het asfalt ligt te schreeuwen van de pijn. Dit was voor ons de maatstaf, en de dankbaarheid van haar ouders, deed gewoon de rest.
De kriebels
Abonneren op:
Posts (Atom)