zondag 26 september 2010

Op oorlogspad.

Het huwelijk is natuurlijk is wonderbaarlijks an sich, twee verliefde mensen die in principe een pact voor het leven sluiten. Ook ik kon er niet aan ontkomen., ik ben dan ook gezwicht voor mijn vrouw. En ok, dat dubbelloopsgeweer van mijn schoonvader overtuigde natuurlijk ook.


Op een heerlijke vrijdagochtend in juli waren voor de baas de laatste klusjes aan het doen bij de sierbestrating. Op het moment dat ik de trilplaat wilde aan slingeren, kwam er een man op mij af, keurig in het pak. 


'Meneer de straatmaker, mag ik u iets vragen?' begon de man, iets zenuwachtig aan zijn pleidooi. Een vriend, die hier tegenover woont, gaat trouwen, en het zou fijn zijn als jullie mee willen doen aan een grap.


Natuurlijk doen wij mee, riepen mijn collega en ik in koor, zolang het maar niets vies of gevaarlijk is. Met een grijns van oor tot oor begon de man te vertellen wat de opzet was.


Het was de bedoeling, dat de bruidegom in een oldtimer de bruid kwam ophalen. Het bruidje was in hun woning, en werd daar gereed gemaakt voor het huwelijk. De bruidegom, was een lokale bekendheid, hield zelf ook wel van geintjes, en dit vonden zijn vrienden een ideaal moment op hem even goed terug te pakken.


Hij vervolgde zijn verhaal, dat het ineens bij ze opgekomen was, hoe geinig het zou zijn, als hij uit de oldtimer zou stappen en wij hem zouden gaan 'ontvoeren'. En vooral luid blijven schreeuwen dat jullie hem komen redden, maak hem maar lekker bang.


Kijk, dat soort geintjes houden wij wel van, dus mijn collega en ik spraken af dat het een onvergetelijke dag voor de ongelukkige zou gaan worden. We pikten de draad weer op en gingen door met werken.


Na een uurtje kwam de oldtimer aangereden. Er had zich inmiddels een aardige mensenmassa gevormd voor het huis van het aanstaande echtpaar. De auto stopte voor de deur, en de trotse bruidegom stapte onder luid gejuich uit. Dat was ons teken om in te grijpen.


Luid joelend en schreeuwend als een stel roodhuiden op het oorlogspad, kwamen wij op de verbijsterde bruidegom aanrennen. 'Stop, doe het niet, doe het niet!!!' riep ik, we komen je redden. Mijn collega pakte de arme ziel in zijn grote handen, legde hem over zijn schouder, en maakte dat hij wegkwam.


Het was doodstil geworden, de mensen stonden verbaasd te kijken wat er gebeurde. Behalve de vrienden van de bruidegom, en de fotograaf, die er op los klikte alsof zijn leven er van af hing.


Na een meter of twintig met de arme sloeber gerend te hebben, zette mijn collega hem weer keurig op de straat, en zei tegen hem: 'geintje'. Het inmiddels lijkbleek vertrokken bekkie begon wat te lachen en hij siste zachtjes: 'klootzakken'


Het was inmiddels tot de groep door gedrongen dat deze 'ontvoering' niet echt was. Met gelach en een daverend applaus werd het slachtoffer door de menigte ontvangen.


Wij werden beloond met heerlijke koffie en taart voor onze inzet, maar de grootste beloning was wel voor ons dat bleke koppie wat geniepig klootzakken siste.


De kriebels